Veel kinderen met problemen in de ontwikkeling, vooral op sociaal en emotioneel of cognitief terrein, komen terecht in het speciaal onderwijs. Of leerlingen in het speciaal onderwijs meer lichamelijke beperkingen, handicaps en andere gezondheidsproblemen hebben dan leerlingen in het regulier onderwijs was tot voor kort niet beschreven. Jeugdartsen en -verpleegkundigen verzamelden hierover gegevens bij 2630 kinderen in het speciaal onderwijs en bij 5515 kinderen in het regulier onderwijs, in de leeftijdsrange 4-15 jaar. De resultaten laten zien dat kinderen in het speciaal onderwijs veel vaker een ernstige lichamelijke beperking, bijvoorbeeld in spreken of lopen, ervaren dan kinderen in het regulier onderwijs (respectievelijk 20,0 en 4,1%) en veel vaker enige beperking (respectievelijk 49,3 en 19,8%). Deze beperkingen interfereren vaak met het dagelijks leven; kinderen in het speciaal onderwijs ervaren daarin dan ook veel vaker belemmeringen. Daarnaast hebben zij vaker andere gezondheidsproblemen, en is hun zorggebruik hoger. Conclusie is dat de medische zorgbehoefte van kinderen in het speciaal onderwijs groot is. Zorgverleners, vooral kinderartsen, zullen relatief veel met deze kinderen te maken hebben. Desondanks zal een deel van de kinderen ten onrechte niet voor diagnostiek en behandeling bij een kinderarts komen.
Het beschreven onderzoek vond een aantal jaren geleden plaats. Sindsdien is het beleid erop gericht kinderen met ontwikkelingsproblemen zo mogelijk te plaatsen in het regulier onderwijs. Verwacht kan worden dat daardoor de kinderen die achterblijven in het speciaal onderwijs vaker en ernstiger gezondheidsproblemen zullen hebben, maar dat paradoxaal genoeg hetzelfde geldt voor kinderen in het regulier onderwijs.