Na opsporing en zo mogelijk eliminatie van comorbiditeiten of andere factoren die astma kunnen verergeren in fase 1 van het protocol ‘moeilijk behandelbaar astma’, blijft een kleine groep kinderen met therapieresistent astma over. Een geprotocolleerde en gecentraliseerde aanpak is van belang, waarbij in fase 2 de diagnostiek en behandeling gericht zijn op specifieke karakteristieken van de individuele patiënt. Het therapieresistente astma wordt nader gefenotypeerd op basis van symptomen, longfunctie, reactie op steroïden en type inflammatie. Na twee weken systemische steroïden wordt een bronchoscopie verricht, met lavageen afname van bronchusmucosabiopten. Bij therapieresistent astma hebben hoge doses inhalatiesteroïden soms een toenemend effect, en kunnen een reductie in de prednisonbehoefte geven. Het bewijs voor effectiviteit van de verschillende alternatieven voor systemische steroïdtherapie is beperkt, en er is weinig ervaring mee. Omalizumab, intraveneuze immunoglobulinen of methotrexaat komen het meest in aanmerking. Etanercept en macroliden zijn interessant om verder te bestuderen.