In veel ziekenhuizen wordt de zogenoemde ‘8-6-2-regel’ gehanteerd voorafgaand aan een operatie. Dat wil zeggen: tot acht uur voor de operatie: normaal eten en drinken. Acht tot zes uur voor de operatie: lichte maaltijd en normaal drinken. Zes tot twee uur voor de operatie: heldere dranken, bij voorkeur koolhydraatrijke. Na de operatie is de narcose niet gelijk uitgewerkt en kan de patiënt zich makkelijk verslikken. Ook kan de maag- en darmperistaltiek geremd zijn. Meestal wordt er begonnen met vloeibaar voedsel of thee met een beschuitje. Als de patiënt dit goed verdraagt, mag hij op vast voedsel overstappen. Na een operatie in het buikgebied kan de maagontlediging verstoord zijn (maagretentie). De hoeveelheid vocht en voeding wordt dan langzamer opgebouwd. Om ondervoeding te voorkomen wordt ernaar gestreefd de dag na de operatie op vaste voeding over te stappen. Na een operatie heeft het lichaam extra voedingsstoffen nodig voor het herstel van het weefsel.