Deze eeuw is uitgeroepen tot het tijdperk van de biologie. In het bijzonder verwacht men veel van genetisch onderzoek rond verslaving. Al heel lang denkt men dat verslaving erfelijk is. Eind negentiende en begin twintigste eeuw besteedden drankbestrijders en artsen veel aandacht aan erfelijkheid - nog voordat ze het begrip gen kenden. Men dacht in termen van ‘raszuiverheid’ en vreesde dat alcoholisme gepaard ging met degeneratie. In mijn proefschrift citeerde ik P.F. Spaink, een ‘speciaal-arts voor zenuwziekten’ in Apeldoorn. Hij stelde dat de alcoholist door erfelijke aanleg te gronde zal gaan: ‘Er is feitelijk geen plaats voor hem; zijn hersenen deugen niet voor zijn tijd.