Achtergrond: De evaluatie van het jonge kind (1 tot 36 maanden oud) met koorts zonder focus (lichaamstemperatuur =38,0 °C, zonder duidelijk focus op basis van anamnese en/of lichamelijk onderzoek) is vaak een diagnostisch en therapeutisch dilemma, ondanks gepubliceerde richtlijnen. Van het handelen bij kinderen met koorts zonder focus in de dagelijkse praktijk door kinderartsen in Nederland zijn geen gegevens.
Doel: Het beleid bij jonge kinderen met koorts zonder focus in de acute kindergeneeskundige praktijk inventariseren en vergelijken met de gepubliceerde Nederlandse en Amerikaanse beleidsadviezen.
Methode: In een enquête werden vier casussen beschreven van niet-toxisch zieke kinderen (2, 10, 10 en 20 maanden oud) met koorts zonder focus. Kinderartsen werd gevraagd aan te geven welke diagnostische en behandelstrategie zij per casus zouden volgen. De resultaten werden vergeleken met gepubliceerde Nederlandse en Amerikaanse adviezen.
Resultaten: De respons was 81%. De variabiliteit in zowel de diagnostische strategieën als de behandelopties was groot. De variatie in het aantal respondenten dat volgens de richtlijnen diagnostiek uitvoerde en behandelde (ongeacht de laboratoriumbevindingen), was respectievelijk 16% tot 74% en 36% tot 69%. Er werd vaker dan aanbevolen gekozen voor ziekenhuisopname bij de casus van het jonge en het zieker ogend kind met normale laboratoriumbevindingen.
Conclusie: Er is een grote variabiliteit in het beleid bij jonge kinderen met koorts zonder focus in de acute kindergeneeskunde. De compliantie met richtlijnen varieert sterk, afhankelijk van de leeftijd en het risicoprofiel van de casus. Aandacht voor implementatie van richtlijnen zal de compliantie vergroten.