Indien het voedselverterend en -absorberend vermogen van de darm tekortschiet zoals bij het kortedarmsyndroom, is het van groot belang de resterende darmfunctie stelselmatig in kaart te brengen. Zowel gegevens van anamnese en lichamelijk onderzoek, als die van aanvullend onderzoek dragen hieraan bij. De diagnostiek kan aangepast worden aan de karakteristieken van het kortedarmsyndroom bij de individuele patiënt, maar het betreft dan accentverschuivingen, geen fundamentele verschillen. De vraag of deze stelselmatige evaluatie in de dagelijkse praktijk uit te voeren is, is ondergeschikt aan de vraag hoe integrale, multidisciplinaire zorg voor deze kleine, heterogene groep patiënten nu en in de toekomst te garanderen is.