Een van de motto's in het gezin waar ik ben opgegroeid was: ‘Er gaat een hoop goed’. Dat motto was afkomstig van mijn vader. Hij hield van avonturen, had lak aan regels. Juist als er een bordje verboden toegang stond, ging hij het bos in. Als we op vakantie waren, vertrouwde hij er altijd op dat we een kampeerplek vonden ook al was er geen camping in de buurt en was het al elf uur 's avonds. Mijn moeder was dan in de stress, maar hij had gelijk: er gaat een hoop goed. Dat heeft ons vaak veel plezier gegeven, we kwamen op leuke, spannende plekken terecht. Hij heeft zich dat motto eigen gemaakt als veertiende kind in de kinderrij van zestien. Bovendien heeft hij altijd zijn jongensachtigheid behouden, wordt niet voor niets Boy genoemd, terwijl hij toch bijna tachtig is.