Het toepassen van evidence-based behandelprotocollen zoals cognitieve gedragstherapie (CGT) en interpersoonlijke therapie (IPT) staat meer en meer op de voorgrond bij de behandeling van depressieve adolescenten. Bij de uitvoering van een behandelprotocol stuit de behandelaar op vele complicaties, waaronder comorbiditeit (angstklachten, leerproblemen, gedragsproblemen en ADHD) en geringe medewerking van de adolescent. Het uitvoeren van het behandelprotocol wordt daardoor belemmerd. De therapeut ervaart een grote spanning tussen het behandelprotocol en de klinische realiteit. Hoe kan behandeling met CGT worden afgestemd op de problematiek en de mogelijkheden van de individuele adolescent?Door de invoering van diagnose-behandelcombinaties (dbc’s) komt het accent te liggen op het gebruik van specifieke behandelprotocollen en de daarin toegepaste therapeutische technieken. Zo kan de misvatting ontstaan dat de therapeutische alliantie van ondergeschikt belang is.In dit artikel wordt een aanzet gegeven om een antwoord te geven op de vraag: ‘Hoe kan de therapeut de therapeutische alliantie bevorderen en rekening houden met de behoeften van de individuele adolescent?’