Ik weet dat ik niets weet. Een filosofische open deur die desondanks niet serieus wordt genomen. Wel door mij. Een tragisch voorval uit het prille begin van mijn carrière zette de deur voor mij op een kier. Lang geleden mocht ik de kunst afkijken bij mijn leermeester, een briljante psychiater, een briljante therapeut, een briljante geleerde, wat wil je nog meer. Samen bezochten wij een oude vrouw. Zij was hersteld van een ernstige depressie en mocht die dag met ontslag. Wij troffen haar vredig hakend aan in de conversatiezaal. Een lieve oma met grijze krulletjes. Zij zat er genoeglijk bij. Het ging haar weer goed. Om te oefenen mocht ik een gesprekje met haar voeren. Dat gesprekje herinner ik me niet meer. Wel wat zij haakte. Een onnavolgbare katoenen creatie, kunstig samengesteld uit vele aaneengefröbelde roze rondjes. Iets gezelligs voor haar jongste kleindochter. Het was bijna af. Harmonisch gestemd namen wij afscheid. Weer naar de volgende patiënt die we beter hadden gemaakt. Mevrouw bleef achter. Zij had nog iets af te maken. Zodra wij de hielen hadden gelicht, stond zij op en begaf zich met de lift naar de tiende verdieping. Daar stapte zij uit. Om met Kopland te spreken: zij ging van boord. Tot ons aller verbijstering.