– Primaire preventie van astma is niet eenvoudig te bereiken. Maatregelen die bij alle kinderen zinvol zijn gebleken, zijn het voorkomen van blootstelling aan sigarettenrook en het geven van borstvoeding.
– Reductie van huisstofmijtallergenen heeft als enige maatregel geen zin.
– Bij hoogrisicokinderen (met één of meer eerstegraads verwanten met een allergische ziekte) is wel een gunstig effect aangetoond van een gecombineerde interventie, bestaande uit reductie van blootstelling aan dieren- en huisstofmijtallergenen, het geven van borstvoeding en stoppen met blootstelling aan sigarettenrook, op de ontwikkeling van astma op latere leeftijd.
– Bij kinderen met reeds aanwezige allergie zijn gecombineerde maatregelen gericht op de vermindering van huisstofmijt- en huisdierallergenen, stoppen met blootstelling aan sigarettenrook, ventilatie en vermindering van vochtplekken in huis zinvol.
– Het preventief verwijderen van huisdieren in de fase voorafgaand aan de ontwikkeling van allergieën en/of astma wordt niet aanbevolen.
– Bezoek aan een cre`che of kinderdagverblijf doet de frequentie van piepen/zagen en luchtweginfecties in de eerste levensjaren toenemen, maar lijkt het risico op de ontwikkeling van astma en allergieën op latere leeftijd niet te beïnvloeden. Cre`chebezoek wordt daarom niet afgeraden, maar in het kader van astmapreventie ook niet aangeraden.
– Voor de toepassing van probiotica bij kinderen ter preventie van astma bestaat geen evidentie. Het gebruik hiervan wordt niet geadviseerd.
– Vaccinaties van het Rijksvaccinatieprogramma verhogen het risico op allergische sensibilisatie en astma niet.
– Het nut van de influenzavaccinatie bij kinderen met astma is niet aangetoond.
– Blootstelling aan een kat of hond in huis bij gesensibiliseerde kinderen met astma leidt tot ernstiger astma. Het houden van huisdieren bij gesensibiliseerde kinderen met astma wordt daarom afgeraden.