In dit hoofdstuk komen niet-specifieke factoren aan de orde in de wijze waarop met cliënten in de kindergedragstherapie wordt omgegaan. Gebruikmakend van algemeen sociale en communicatieve vaardigheden, wordt ingegaan op het aangaan en onderhouden van (therapeutische) relaties, met speciale aandacht voor weerstand en motivatieproblemen. Ook wordt aandacht besteed aan de diverse groepen cliënten waarmee een kindergedragstherapeut te maken krijgt: ouders (of andere opvoeders), kinderen en adolescenten, of hele gezinnen. Maar eveneens komt het omgaan met de grote diversiteit aan hulpvragen vanuit verschillende etnisch-culturele achtergronden aan de orde. Dit hoofdstuk gaat vooral in op relevante aspecten omtrent de wijze waarop gesprekken met cliënten worden vormgegeven en is zo een inleiding op de drie volgende hoofdstukken waarin inhoudelijk wordt ingegaan op specifieke hulpvragen van (jonge) kinderen, adolescenten en gezinnen.