Medicatie in de oogheelkunde wordt bijna altijd toegediend in de vorm van druppels, gels of zalven. Als het toegediende middel pijn of irritatie veroorzaakt treden beschermingsmechanismen in werking, zoals verhoogde traansecretie of versterkt knipperen, die de biologische beschikbaarheid van het middel beïnvloeden. De verdraagzaamheid van het middel is daarom van groot belang. In dit hoofdstuk wordt uitgebreid stilgestaan bij de toediening van medicatie. Daarna worden kort de verschillende groepen geneesmiddelen besproken die in de oogheelkunde worden toegepast. In bepaalde gevallen wordt ook gebruikgemaakt van systemische toediening, bijvoorbeeld bij uveïtis. Nieuwe methoden voor vertraagde afgifte van medicatie zijn in opkomst.