Kinderen die voor acute lymfatische leukemie (all) behandeld zijn, hebben een verhoogd risico op problemen in het cognitief functioneren als gevolg van de profylactische behandeling van het centrale zenuwstelsel (czs), in het bijzonder door radiotherapie. Ook lijken bij ex-leukemiepatiënten meer emotionele problemen voor te komen, alhoewel de resultaten hierover niet eenduidig zijn. Aangezien beschadigingen op cognitief gebied tot emotionele problemen kunnen leiden, onderzochten wij of er een relatie bestaat tussen cognitief functioneren en emotionele problemen bij kinderen die voor leukemie behandeld zijn. Het emotioneel functioneren van 33 ex-all- patiënten werd vergeleken met dat van een groep gezonde kinderen die gematcht waren op leeftijd, geslacht en sociaal-economische klasse. De emotionele problemen werden gecorreleerd met het cognitief functioneren. Kinderen die voor leukemie behandeld zijn, hadden meer emotionele problemen dan leeftijdgenoten en een lagere intelligentie dan gemiddeld. Er bleek echter geen samenhang te zijn tussen intelligentie en emotionele problemen. Ook het type centraal zenuwstelsel-profylaxe (met of zonder schedelbestraling) en de leeftijd bij diagnose waren niet gerelateerd aan de ernst of de aard van de emotionele problematiek. Deze resultaten geven aan dat andere factoren dan schade op cognitief gebied een rol spelen bij het ontstaan van emotionele problemen bij kinderen met leukemie na het stoppen van de behandeling. Gezien de ernst en omvang van de emotionele problematiek is het belangrijk dat in het zorgbeleid van deze patiëntengroep hier aandacht aan wordt besteed.