Doel: Nagaan of de rapportage van kinderen die zich presenteren met een fractuur op de SEH, adequate informatie bevat om kindermishandeling uit te sluiten én of structureel gebruik van de sputovamolijst en gestructureerde beoordeling van de röntgenfoto’s het aantal verdenkingen op kindermishandeling doet toenemen.
Opzet: Prospectief, beschrijvend onderzoek.
Methode: Kinderen jonger dan 13 jaar met een fractuur op de SEH van het Máxima Medisch Centrum Veldhoven werden geïncludeerd. Vier onafhankelijke, geblindeerde observers beoordeelden de SEH-verslagen op adequaatheid van rapportage. Zij bekeken of voldoende informatie was verzameld om kindermishandeling uit te sluiten, dan wel aan te tonen. Voor ieder kind werd vervolgens de uitgebreide sputovamolijst ingevuld. Ontbrekende gegevens werden telefonisch opgevraagd bij de verzorgers van alle kinderen. Röntgenbeelden werden herbeoordeeld door een traumatoloog met in gedachten het oorzakelijk trauma en het tijdstip. Op basis van deze aanvullende informatie beoordeelden de observers of kindermishandeling de oorzaak van de fractuur kon zijn. De uitkomsten werden vergeleken met de conclusie van de arts op de SEH.
Resultaten: In totaal werden 160 kinderen geïncludeerd. In 21% van de gevallen was de informatie in het SEH-verslag inadequaat om kindermishandeling uit te sluiten, dan wel aan te tonen. Van 145 kinderen waren aanvullende gegevens beschikbaar. Op basis hiervan was er bij 16 kinderen een verdenking van mishandeling. Op de SEH werd echter slechts bij twee kinderen een verdenking van mishandeling gerapporteerd.
Conclusie: Een groot percentage SEH-verslagen bevatte onvoldoende informatie om kindermishandeling uit te sluiten. Door middel van structureel gebruik van de sputovamolijst en kritische beoordeling van de biomechanica van de fractuur was er een significante toename van het aantal verdenkingen op kindermishandeling.