Doel. Een indruk krijgen van de kennis van inhalatiemedicatie en de angst voor bijwerkingen bij ouders van kinderen met astma.
Opzet. Beschrijvend onderzoek.
Methode. 176 ouders van kinderen met astma die onderhoudsmedicatie gebruikten, vulden een vragenlijst in over de vermeende werking en bijwerkingen van inhalatiemedicatie. Bovendien beantwoordden zij een aantal stellingen over astma en over inhalatiemedicatie.
Resultaten. Alle ouders gaven aan dat zij ten tijde van het voorschrijven uitleg hadden gekregen over de werking van de inhalatiemedicatie. Bijna een kwart van de ouders wist niet aan te geven wat de werking was van bronchusverwijders. 40,9% was niet op de hoogte van het feit dat inhalatiecorticosteroïden (ics) ‘ontstekingsremmers’ zijn die klachten van astma kunnen voorkomen. De kennis over de werking van bronchusverwijders en/of van ics was niet geassocieerd aan de duur van het gebruik (respectievelijke odds ratios 0,97 (p = 0,53) en 1,0 (p = 0,97)). 25,7% van de ouders was bang voor bijwerkingen van de inhalatiemedicatie. Ouders die geen uitleg hadden gekregen over potentiële bijwerkingen waren significant vaker bang voor bijwerkingen (35,2%) dan ouders die hierover wel waren geïnformeerd (21,3%; p = 0,03, デ2-toets). 25,6% van de ouders is van mening dat medicijnen vrijwel geen invloed hebben op de klachten van astma. 29% denkt dat een antibioticumkuur nodig is als de klachten van astma toenemen.
Conclusie. Veel ouders van kinderen met astma zijn onvoldoende op de hoogte van de werking van inhalatiemedicatie. Bovendien bleek dat er bij veel ouders ten onrechte angst bestaat voor mogelijke bijwerkingen.