Moedermelk geniet de voorkeur als voeding voor zuigelingen. Indien borstvoeding om een of andere reden niet kan worden gegeven, is een geadapteerde zuigelingenvoeding aangewezen. Om het effect van voedingswijzigingen in kunstvoeding te evalueren, dienen niet alleen de concentraties van de bestudeerde bestanddelen onderling, maar ook de flesgevoede zuigeling met de borstgevoede zuigeling worden vergeleken. Naast concentraties spelen immers factoren als biologische beschikbaarheid een belangrijke rol. Moedermelk is een overwegend wei-eiwit bevattende voeding. In de wetenschappelijke literatuur zijn meer aanwijzingen dat overwegend wei-eiwit bevattende kunstvoedingen dichter bij de eiwitsamenstelling van moedermelk staan dan overwegend caseïne bevattende voedingen. Toch moet men beseffen dat er belangrijke kwalitatieve verschillen blijven bestaan tussen de wei-eiwit- en caseïnefracties van borstvoeding enerzijds en overwegend wei-eiwit bevattende kunstvoeding anderzijds. In de toekomst moeten dan ook ongetwijfeld nog aanpassingen aan de eiwitsamenstelling van kunstvoeding worden aangebracht. Elke verandering moet evenwel zowel gebaseerd zijn op fundamenteel onderzoek als op klinische, placebogecontroleerde onderzoeken. Er is géén wetenschappelijk bewijs voor de aanname dat een overwegend caseïne bevattende voeding meer verzadigend is dan een overwegend wei-eiwit bevattende voeding.