In drie academische ziekenhuizen zijn 29 kinderen met het lange-qt-tijdsyndroom (lqts) onder controle. De leeftijd is gemiddeld 10 jaar (3-17). Van hen gebruiken er 22 bètablokkers, bij drie gecombineerd met een pacemaker. Het genotype is bij 22 kinderen bekend; bij twaalf kinderen is er sprake van lqts1, bij acht van lqts2 en bij twee van lqts3. De diagnose werd bij vier kinderen direct na de geboorte gesteld naar aanleiding van onbegrepen bradycardie, bij drie kinderen werd de diagnose na bijna-verdrinking vastgesteld en bij vier naar aanleiding van onbegrepen syncope. Van deze elf kinderen was er bij acht sprake van een positieve familieanamnese voor plotselinge hartdood op jonge leeftijd of frequente syncope. Bij achttien kinderen werd de diagnose bij familieonderzoek gesteld. Ook bij deze kinderen bleek er bij zes al eerder sprake te zijn geweest van syncope.
Concluderend is het lqts een ziekte met hoge mortaliteit, die sterk afneemt onder behandeling. Goede evaluatie van patiënt en familie bij onbegrepen syncope, (bijna-)verdrinking of plotselinge hartdood is dan ook van belang voor vroege opsporing. Een goede samenwerking tussen (kinder)cardioloog en klinisch geneticus is hierbij belangrijk.