Ieder jaar wordt in Nederland bij zeven- à achthonderd patiënten een goedaardige tumor van het centraal zenuwstelsel vastgesteld. Het aantal langdurige overlevers is een veelvoud daarvan. Ondanks de goede genezingskansen houden veel patiënten (15-50%) blijvend neurologische en psychosociale beperkingen ten gevolge van de aandoening en/of de behandeling.
Naast neurologische uitval en epilepsie komen chronische denkstoornissen, stemmingsstoornissen en moeheid veel voor; deze worden soms pas laat ontdekt. Ook het gebruik van anti-epileptica op zichzelf is een risicofactor voor cognitieve achteruitgang en verminderde kwaliteit van leven. Radiotherapie is een belangrijke risicofactor voor mentale achterstand bij kinderen met een hersentumor; bij volwassenen is de cognitieve schade door neurochirurgie en bestraling minder opvallend dan de schade door de tumor.