Het begrip ‘glaucoom’ omvat een aantal ziektebeelden waarin de intraoculaire druk een belangrijke rol speelt. In dit hoofdstuk worden de verschillende vormen van glaucoom besproken. Het primair openkamerhoekglaucoom komt het vaakst voor: met een incidentie van 1 per 1000 inwoners van 40 jaar en ouder per jaar is dit in Nederland een belangrijk gezondheidsprobleem. Het veel minder vaak voorkomende geslotenkamerhoekglaucoom staat in zijn meest uitgesproken vorm bekend als ‘acuut glaucoom’. Congenitaal glaucoom is zeldzaam, maar zeer visusbedreigend. De zeer jonge kinderen om wie het gaat, hebben vaak opvallend grote ogen, vandaar de benaming van dit ziektebeeld als ‘buftalmie’. Bij de bespreking van de diagnostiek komen de risicofactoren voor het ontwikkelen van glaucoom ter sprake. De belangrijkste risicofactor is de oogdruk. Ten slotte worden de behandeling, medicamenteus en chirurgisch, en preventie besproken.