In dit hoofdstuk wordt besproken hoe eet- en drinkgedrag gereguleerd worden. Op het moment dat er behoefte is aan energie, geeft het lichaam bepaalde signalen af aan de hersenen die een gevoel van eetlust geven. Deze signalen kunnen door de hersenen worden vertaald naar gedrag, wat uiteindelijk resulteert in de inname van voeding. Tijdens en na het eten worden er signalen van het lichaam afgegeven aan de hersenen die een gevoel van verzadiging geven. Ook deze signalen kunnen door de hersenen worden omgezet in gedrag, waardoor de maaltijd wordt beëindigd. Deze honger- en verzadigingssignalen zorgen voor een adequate dagelijkse voedingsinname. Het evenwicht tussen een adequaat energiegebruik en voedingsinname heet de energiebalans. Er wordt echter ook gegeten als er geen honger is. Voedingsinname wordt dus ook gereguleerd door gewoonte of omdat iets lekker is. Dit wordt aangeduid als hedonisch eten, en kan tot overeten leiden. Ook dit is onderwerp van dit hoofdstuk.