De stelling dat kinderen met verstorend gedrag een lage zelfwaardering hebben, wordt niet ondubbelzinnig bevestigd in empirisch onderzoek. Dit kan het gevolg zijn van het feit a. dat deze kinderen hun negatieve zelfwaardering vaak verbergen, en b. dat de gebruikte zelfrapporteringsmetingen van zelfwaardering niet door de façade heen prikken. Deze interpretatie werd getoetst in een niet–klinische groep van 95 kleuters. De zelfwaardering werd gemeten met Harters Competentiebelevingsschaal voor Jonge Kinderen (CBSJK), een directe zelfrapporteringsmeting, en met Cassidy's Handpop Interview, een indirecte interview–meting van het zelfwaardegevoel. Uit de resultaten blijkt dat kleuters met verstorend gedrag, in vergelijking met de controlegroep, een lagere zelfwaardering tonen in het Handpop Interview, maar niet in de CBSJK. Bovenvermelde interpretatie wordt hierdoor meer plausibel. Indirecte interview–metingen zoals het Handpop Interview, lijken bijzonder geschikt om het werkelijke, onderliggende zelfwaardegevoel te vatten.