Voedselallergie komt voor bij 2 tot 3% van de zuigelingen en bij ongeveer 3% van de oudere kinderen. De meeste voedselallergische kinderen hebben een atopische constitutie. De symptomen zijn aspecifiek en het beschikbare allergologische onderzoek geeft uitsluitend informatie over de aanwezigheid van sensibilisatie. De diagnose kan alleen met voldoende zekerheid worden gesteld door eliminatie en belasting, bij voorkeur in de vorm van een dubbelblinde placebogecontroleerde voedselprovocatie. De prognose van koemelkallergie is goed; allergie voor sommige andere voedselallergenen, zoals pinda’s, blijft vaak lang bestaan.