Naast genetische verschillen als gevolg van erfelijke afwijkingen (mutaties), wordt het functioneren van het immuunsysteem ook door een aantal leefstijlfactoren bepaald, zoals leeftijd neonaten, veroudering), voeding, ziekten (bijv. tumoren, type-I-diabetes, chronische nierinsufficiëntie, bepaalde infecties), persoonlijke eigenschappen (stress en hormonale status), gebruik van immuunsuppressieve middelen voor therapeutische doeleinden (corticosteroïden, cytostatica), levensstijl (alcohol, drugs, roken, topsport), leefomgeving (sociaaleconomische omstandigheden, geografische factoren, weersinvloeden, hygiëne). Deze verschillende factoren kunnen leiden tot een verminderde afweer, een secundaire immuundeficiëntie, waardoor het infectierisico in deze situaties verhoogd is. Een aantal van deze factoren wordt in dit hoofdstuk besproken. De lijst met mogelijke oorzaken voor een verhoogd infectierisico is echter nog vele malen groter. Zo zal elke schade aan de epitheliale barrières (brandwonden, injecties, operaties), maar ook het slikken van bepaalde medicamenten (bijvoorbeeld antacida, morfinomimetica, parasympathicolytica) eveneens de afweer in negatieve zin beïnvloeden.