De heer A is een 35-jarige schilder. De laatste twee jaar begon hij meer fouten te maken, was minder productief, kon zich minder goed oriënteren en vergat veel afspraken op het werk en dingen die thuis besproken waren. De huisarts vond geen evidente andere verklaringen dan een depressie of relatieproblemen en verwees hem naar een neuroloog. Deze vond bij uitgebreid onderzoek geen neurologische afwijkingen in engere zin. Ook bij laboratorium- en neuro-imaging onderzoek werden geen afwijkingen geconstateerd. Wel werden bij neuropsychologisch onderzoek de milde cognitieve stoornissen bevestigd: het tempo van informatieverwerking was minder dan verwacht en er bestonden aandachts- en geheugenstoornissen.