Het aantal ouderen in instellingen (verzorgings- en verpleeghuizen) is de laatste jaren afgenomen. In dit onderzoek is nagegaan in hoeverre de populatie in deze instellingen is veranderd. Hierbij is zowel naar demografische factoren als naar gezondheidsindicatoren gekeken. Voor het onderzoek is gebruik gemaakt van gegevens van mondelinge interviews met bewoners (of hun vertegenwoordigers) in 2000 (N=967), 2004 (N=1158) en 2008 (N=1561). De gemiddelde leeftijd van de oudere instellingsbewoners is in de periode 2000-2008 met een jaar toegenomen naar 85 jaar. Het aandeel dat met een partner in een verzorgingshuis woont, daalde van 13% naar 7%. Het aandeel bewoners met minimaal één chronische ziekte nam tussen 2000 en 2008 toe, waarbij vooral de prevalentie van artrose en suikerziekte toenam. Ook is het aandeel met een ernstige lichamelijke beperking gestegen. Steeds minder bewoners kunnen zelfstandig naar het toilet of zichzelf wassen. Over cognitieve stoornissen (zoals dementie) zijn helaas geen goede vergelijkbare gegevens verzameld. Wel is de capaciteit van verpleeghuisbedden, en daarmee het aandeel bewoners, in een psychogeriatrisch verpleeghuis binnen de instellingspopulatie toegenomen. Dit maakt het aannemelijk dat ook het aandeel instellingsbewoners met psychogeriatrische problemen is toegenomen.