Dat het meten van uitkomsten belangrijk is, is nu wel duidelijk. Maar welke uitkomsten je nu het best kunt vaststellen bij wie, en hoe je dat het best kunt doen, is minder afgebakend. Zo betreffen uitkomsten niet alleen de klachten van de cliënt, maar ook diens functioneren en kwaliteit van leven. Ook speelt herstel een rol, dat bestaat uit klinisch, persoonlijk, functioneel en maatschappelijk herstel. Veelal worden uitkomsten vastgesteld middels zelfrapportage; de cliënt geeft daarin zélf aan hoe het met hem of haar gaat. Maar dat is niet altijd mogelijk of wenselijk. En wanneer is iemand eigenlijk verbeterd? Hoe kunnen we dat zien aankomen?