In de bespreking van de tuchtzaak elders in dit nummer lijkt het er op dat de klagende werknemer vooral boos is op de werkgever die niets doet aan verbetering van de arbeidsomstandigheden. Tegen de (bedrijfs)arts wordt echter fors geklaagd en die klacht wordt doorgezet tot aan de Tuchtcolleges voor de Gezondheidszorg. Klachten van cliënten kunnen slapeloze nachten en aantoonbare span- ningsklachten opleveren. Aangezien er veel aandacht is voor de positie van de klagers in (literatuur over) het tuchtrecht, maar weinig voor met name bedrijfs- en verzekeringsartsen, wil ik in deze bijdrage een lans breken voor de bijzondere positie van bedrijfs- en verzekeringsartsen in het tuchtrecht.