In 2002 verscheen ‘Kortdurend behandelen in de GGZ. De praktijk’. Het was een 176 bladzijden tellende uitgave van Bohn Stafleu Van Loghum van de hand van Rijnders, De Jong, Isebaert, Van Tilburg en Van den Ameele. Mijn recensie van dat boek (Berretty, 2003) was niet al te positief. Te loven was het consistent tegendraadse karakter van twintig jaar publiceren, vooral door de eerste auteur, met wisselende medeauteurs, in drie boeken en meerdere publicaties. Niet de ziekte en de kwetsbaarheid met het daarbijbehorende klachtgerichte behandelingsprotocol (tegenwoordig de diagnose-behandelingcombinatie genoemd) stelde hij centraal, maar het creatieve vermogen van de therapeut om zo gauw mogelijk innerlijke kracht en sociale steunbronnen aan te boren bij de patiënt.