Op basis van anamnese en lichamelijk onderzoek maakt de huisarts onderscheid tussen habituele en organische obstipatie. De huisarts behandelt habituele obstipatie zelf. Vezelverrijking van de voeding, voldoende vochtinname en beweging zijn vaak voldoende effectief. Soms is aanvullende medicatie nodig.
Bij de chronische vorm van obstipatie zijn osmotisch werkende laxantia (lactulose, lactitol) de middelen van eerste keus. Tweede keus zijn contactlaxantia (bijvoorbeeld bisacodyl). Bij incidentele obstipatie met fecale impactie kunnen rectale laxantia (bisacodyl supp.) of (micro) klysmata worden toegepast.