Van alle landen in Europa heeft Nederland het op een na laagste sterftecijfer ten gevolge van nietnatuurlijkeoorzaken, waaronder ongevallen, bij kinderen. In dit artikel beschrijven wij de ontwikkeling van de kindersterfte door ongevallen in Nederland in de periode 1969-2011 en geven we mogelijke verklaringen voor deze ontwikkeling. Daartoe zijn de gegevens geanalyseerd over de primaire doodsoorzaken, die sinds 1969 zijn opgenomen in de doodsoorzakenstatistiek van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), en beschikbaar zijn via Statline.
De sterfte door ongevallen bij kinderen in de leeftijd 0-19 jaar is sinds 1969 sterk afgenomen, met name door de daling in het aantal vervoersongevallen van 20/100.000 in 1973 naar 1,9/100.000 in 2011. Diverse verkeersmaatregelen die vanaf 1973 door de overheid zijn getroffen, lijken te hebben geresulteerd in de enorme afname van het aantal ongevallen in het wegverkeer. Wat betreft de overige ongevallen is de daling van de accidentele verdrinking in de periode 1996-2011 opmerkelijk: van 0,9/100.000 in 1996 naar 0,1/100.000 in 2011. Bij deze afname spelen waarschijnlijk sociaal-culturele factoren en effectieve preventieve maatregelen een rol. Jongens blijken vaker het slachtoffer van ongevallen dan meisjes.
De sterfte door ongevallen bij kinderen kan verder afnemen door bestaande preventievemaatregelen te borgen en hiervoor blijvend aandacht te vragen via de professionals in dejeugdgezondheidszorg en beleidsmakers. Verder kan systematische analyse van de aard enomstandigheden van elk sterfgeval aanwijzingen geven voor nieuwe preventiemogelijkheden.