Met de afname van de prevalentie van infectieziekten en ondervoeding, en dus een daling van de kindersterfte gecombineerd met andere demografische veranderingen, zoals een toenemende urbanisatie, zal de aandacht voor erfelijke en aangeboren aandoeningen toenemen en daardoor de behoefte aan klinisch-genetische dienstverlening. Landen en gemeenschappen zullen echter zelf gaan bepalen wat voor hen de beste manier is om dat te gaan doen, inclusief de ethische aspecten ervan. En het is niet vanzelfsprekend dat de westerse ideeën daarover leidend zullen zijn.