In het planetarium begon een sterrenkundige zijn lezing met de opmerking, dat de moleculen waaruit de mens bestaat, zijn opgebouwd uit het stof van de kosmos. Na onze dood gaat onze as weer hierin op. Die relativerende gedachte was tevens zijn geruststellende boodschap. Dat mag wel zo zijn - drong pas later tot mij door -, maar deze gedachtegang komt van zoveel verder dan wat je als mens voelt en beleeft, dat ik hierdoor niet echt werd geraakt. Wanneer dat de wijze is, waarop wij na ons leven voortbestaan, biedt dit volgens mij maar aan weinig mensen troost. Het leven van een mens mag balanceren tussen een macrokosmos en een microkosmos - die wij tegenwoordig tot verder dan moleculair niveau kunnen exploreren -, maar in het hier en nu tellen louter menselijke proporties. Geloof, hoop en liefde lijken binnen deze proporties van veel wezenlijker belang om troost te bieden dan dit soort kennis.