In de forensische psychiatrie krijgt het begrip psychopathie een toenemend belangrijke plaats. De wetenschappelijke literatuur kent uiteenlopende opvattingen over het begrip psychopathie en herbergt veel onbeantwoorde vragen over diagnostiek en behandeling van psychopathie. In dit onderzoek wordt bekeken in hoeverre de twee factoren van psychopathie, zoals gemeten met de PCL-R, samenhangen met de uitkomstmaten van de MMPI-2. Met correlatieanalyse werden de verbanden bestudeerd tussen geselecteerde MMPI-2 schalen (2-D, 4-Pd, 7-Pt en 9-Ma, de daarvan afgeleide geherstructureerde klinische schalen en de Harris-Lingoes subschalen) enerzijds en PCL-R factorschalen anderzijds. Conform verwachting blijkt er een negatief verband te zijn tussen Factor 1 en schaal 7-Pt. Dat resultaat wordt niet gevonden voor de geherstructureerde schaal RC7 Disfunctionele Negatieve Emoties. Positieve verbanden werden gevonden tussen Factor 2 enerzijds en 4-Pd en 9-Ma anderzijds. Deze verbanden met Factor 2 bleken nog sterker als in plaats van de 4-Pd en 9-Ma de geherstructereerde evenknie werd gebruikt (i.e. RC4 Antisociaal Gedrag en RC9 Hypomane Activering). Daarmee lijken eerdere onderzoeksresultaten te worden bevestigd: het psychopathieconstruct bestaat uit twee factoren die differentiële verbanden hebben met verschillende externe criteria. Daarom wordt een meer profielmatige beschouwing van de resultaten van onderzoek met de PCL-R voorgesteld. Dit kan bijdragen aan een meer gedifferentieerde kijk op diagnostiek van psychopathiforme persoonskenmerken en daarmee potentieel tot betere behandelresultaten leiden.