In de gezondheidsdefinitie zoals een aantal jaar geleden door Huber et al. geïntroduceerd – gezondheid als het vermogen tot aanpassing en zelfredzaamheid bij sociale, fysieke, en emotionele uitdagingen – wordt gezondheid primair als een individueel goed voorgesteld. Het is terecht dat Bekker dit in haar bijdrage benoemt, en erop wijst dat deze definitie daarmee de collectieve dimensie van gezondheid – public health – verwaarloost. Tot nu toe is dit commentaar vooral hoorbaar in de internationale literatuur, en veel minder in Nederland. Mogelijk heeft dit ermee te maken dat in ons land public health als waarde veel minder leeft dan in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk. Een illustratie daarvan is het gebrek aan een eenduidige definitie en kerntaken van de publieke gezondheidszorg in Nederland. Onlangs hebben wij voor een dergelijke definitie een voorstel gedaan, gebaseerd op de internationale literatuur. 1