Korte bijscholingen op het gebied van spoedeisende geneeskunde zijn in de afgelopen decennia onder de generieke naam life-support cursussen (LSC’s) in Nederland toenemend aanbevolen en populair geworden. Hun effectiviteit is echter weinig onderzocht. In dit artikel wordt een evaluatie van LSC’s voor artsen gepresenteerd. Het model van Kirkpatrick wordt als raamwerk gebruikt om de literatuur te rangschikken onder de niveaus van reactie, leren, gedragsverandering in de praktijk (transfer) en resultaat hiervan in de patiëntenzorg. Het merendeel van de literatuur heeft een kwalitatief karakter en kwantitatieve conclusies zijn daarom niet mogelijk. LSC’s leiden in het algemeen tot een positieve reactie onder de deelnemers. Leren vindt vaak plaats, maar het retentie- interval blijkt dikwijls heel kort. Onderzoek naar gedragsverandering laat wisselende resultaten zien. Het effect van LSC’s op de kwaliteit van de patiëntenzorg is vooralsnog inadequaat onderzocht. Geconcludeerd kan worden dat LSC’s een noodzakelijke en hooggewaardeerde methode vormen om kennis en vaardigheden te verwerven in de spoedeisende geneeskunde. Meer aandacht dient echter besteed te worden aan het probleem van retentie op de langere termijn. Er moeten betere onderzoeksinstrumenten ontwikkeld worden om de effecten van LSC’s op gedragsverandering en patiëntenzorg in kaart te brengen. Het is uiteindelijk op deze niveaus dat de maatschappelijke waarde van deze cursussen zichtbaar moet worden.