Er bestaat een groep chronisch alcoholverslaafden bij wie het beloop van de ziekte ongunstig is. In de hulp en zorg aan deze groep, zeker ook in de eindfase, doet zich een aantal dillema’s voor. Moeten deze mensen onder dwang behandeld worden? Zijn ze wilsbekwaam? Wat is adequate bemoeizorg? Welke rol speelt de omgeving? Er is hierover weinig geschreven; de bestaande protocollen en richtlijnen voor behandeling zijn in hoofdzaak gericht op herstel en abstinentie en nauwelijks toepasbaar bij chronici. Dit artikel is een pleidooi voor het ontwikkelen van samenhangend beleid voor deze groep. Daartoe wordt een suggestie voor een definitie gedaan en wordt voorgesteld te spreken over ‘doordrinkers’. Helder beleid kan helpen tot verbetering te komen van de hulpverlenerspraktijk bij de subgroep chronisch alcoholverslaafden en tot nader prevalentie- en zorgonderzoek. Een benadering gebaseerd op stagering en profilering wordt hierbij aanbevolen.