‘Sport heeft aanzienlijke opvoedende waarden. Sporten is gezond, geeft vrienden, discipline en zelfvertrouwen. Sport kan vooral in de preventieve sfeer een belangrijke rol vervullen. Sport is echter geen alternatief voor situaties waarin specialistische jeugdhulp nodig is. Ieder kind dat specialistische hulp nodig heeft, moet deze ook kunnen krijgen’, aldus staatssecretaris Martin van Rijn in het debat met de Eerste Kamer over de Jeugdwet op 11 februari 2014. Vanaf 2015 worden gemeenten op grond van de Jeugdwet verantwoordelijk voor alle jeugdhulp. Snellere hulp dicht bij huis, uitgaan van eigen vermogen en het benutten van eigen kracht en sociale omgeving is het devies. Een analogie naar het sportveld is snel getrokken: in de buurt, uitgaan van eigen talent en vermogen en de kracht van vrijwilligers als ‘het sociale netwerk’. In de gemeenten kunnen sport en jeugdhulp elkaar vinden, maar waar en hoe?