Onlangs heeft het kabinet de contouren van zijn plannen met de Wajong geschetst.1 In dit artikel bespreken we de aanleiding voor de plannen en de plannen zelf. Vervolgens gaan we in op een aantal voorgenomen wijzigingen ten opzichte van het bestaande beleid of de praktijk, namelijk:
-
de uitbreiding van de huidige claimbeoordeling met een beoordeling van het kunnen én willen werken en het belang van de context om het arbeidsvermogen van een jonggehandicapte te kunnen beoordelen;
-
de kabinetsplannen om UWV werk aan te laten bieden aan de Wajonger;
-
de voorgestelde wijzigingen in financiële prikkels voor Wajongers om te gaan werken;
-
het feit dat in de Wajong-werkregeling arbeid verplichtend wordt opgelegd aan de Wajonger ook als dat arbeid is onder het minimumloon.
De voorgestelde wijzigingen zijn zo ingrijpend dat een fundamentele discussie wenselijk is over de onderliggende normen en waarden van onze sociale zekerheid en over de relatie tussen het SER-advies ‘Meedoen zonder beperkingen’ en het kabinetsvoorstel.