In het sonnet waarvan de aanhef
Ik ben een God in 't diepst van mijn gedachten overbekend is geworden, heeft Kloos, vele jaren voordat Freud (
1914) zijn traktaat ‘
Zur Einführung des Narzissmus’ publiceerde, kernaspecten van narcisme, met name de afweerfunctie ervan, tot uitdrukking gebracht. Hij deed dat op een wijze die voor psychotherapeuten ook nu nog een inzichtgevende ervaring kan zijn. In de eerste strofe is het verheerlijkte zelf (
grandiose Self) ongebreideld aan het woord, maar in het tweede couplet blijkt het te worden belaagd door tomeloze krachten. Dat blijken in het derde couplet de belevingen van het verachte zelf (
despised Self) te zijn. De laatste strofe verwoordt hoe de liefde dit zelf dat in een verheerlijkt en veracht deel gesplitst is, zou helen, ware het dat deze oplossing méér was dan een onvervulbare droom.