Vijf tot vijftien procent van de Nederlandse kinderen in de leeftijd van 3 tot 12 jaar vertoont milde tot ernstige gedragsproblemen. Waarom vertoont het ene kind meer gedragsproblemen dan het andere? Zijn gedragingen in kinderen puur door de natuur gevormd en zit de sleutel in de genen besloten? Of zijn kinderen ‘maakbaar’ door opvoeding, school, regels en cultuur? Of is het van allebei een beetje? Belangrijker nog: zijn gedragsproblemen stabiel over de tijd? En wat zijn de oorzaken van stabiliteit en verandering voor de mate van gedragsproblemen die een kind vertoont tijdens de kindertijd? Inmiddels weten we dat zowel genen als omgeving van belang zijn bij het verklaren van individuele verschillen in gedrag. Of men nu kijkt naar agressief gedrag, intelligentie of depressiviteit, genen spelen in meer of mindere mate een rol. Voor de meeste fenotypen zijn invloeden uit de omgeving echter ook niet uit te sluiten. Individuele verschillen in aandachtsproblemen worden bijvoorbeeld voor ongeveer 75% verklaard door verschillen in erfelijk materiaal (
Rietveld et al., 2003). Individuele verschillen in normafwijkend gedrag worden daarentegen ‘slechts’ voor 30% verklaard door genetische differentiatie. Hierbij spelen invloeden uit de omgeving dan ook een belangrijke rol. Na veelvuldig onderzoek naar de erfelijkheid van gedrag op een bepaalde leeftijd is men inmiddels de weg van het longitudinaal onderzoek in geslagen. …