Het concept positieve gezondheid sluit goed aan op de toenemende zelfstandigheid en behoefte aan zelfregie, en bij de opvattingen en belevingswereld van patiënten, maar stuit op weerstand bij zorg- en welzijnsprofessionals. Vooral over de meerwaarde boven de huidige WHO-definitie en hoe kwaliteit van leven en gezondheid zich tot elkaar verhouden lopen de opvattingen uiteen. Om meer duidelijkheid in deze discussie te scheppen is een online enquête onder duizend Nederlanders gehouden. Data-analyse toont aan dat van alle respondenten 75 % het nieuwe concept niet kent, maar dat het de helft van hen meer aanspreekt dan de WHO-definitie. Dit geldt meer naarmate men ouder is. Gemiddeld beoordelen respondenten hun totale gezondheid als ‘redelijk’ tot ‘goed’. Ze vinden met betrekking tot gezondheid de dimensies ‘dagelijkse levensverrichtingen’, ‘lichamelijke functies’, ‘kwaliteit van leven’ en ‘sociaal-maatschappelijke participatie’ belangrijker dan ‘zingeving’ en ‘mentale functies’. Aan ‘dagelijkse levensverrichtingen’ en ‘kwaliteit van leven’ kennen ze de meeste waarde toe. Ten slotte verklaren de zes pijlers het begrip gezondheid significant beter dan de drie WHO-pijlers. Ook blijkt dat kwaliteit van leven een gezondheidsbepalende factor is en niet dat gezondheid de kwaliteit van leven bepaalt. Concluderend heeft het concept positieve gezondheid toegevoegde waarde op de WHO-definitie.