Dit artikel is het eerste van een reeks van vier artikelen waarin een overzicht wordt gegeven van de beschikbaarheid en effectiviteit van primaire preventie-eerstelijnsleefstijlinterventies die toepasbaar zijn in de bedrijfsgezondheidszorg. Dit artikel gaat in op het leefstijlthema ‘bewegen’. Op basis van literatuuronderzoek is geconcludeerd dat bewegingsstimuleringsinterventies een positief effect hebben op een aantal gezondheidsgerelateerde variabelen, zoals de mate van lichamelijke activiteit, het aëroob uithoudingsvermogen en het percentage lichaamsvet. Indien het programma tevens gericht is op het bewegingsapparaat, leidt het over het algemeen tot een vermindering van klachten aan het bewegingsapparaat. Voor het effect op werkgerelateerde variabelen, zoals bijvoorbeeld ziekteverzuim, ontbreekt een bewijs mede vanwege gebrek aan onderzoeken met een goede onderzoeksopzet. Op basis van gesprekken met veldpartijen bleek dat interventies ter stimulering van bewegen weliswaar ontwikkeld en ingezet worden, maar dat deze niet structureel geëvalueerd worden. Arbodiensten zetten bewegen niet of nauwelijks in ten behoeve van primaire preventie. Bij het realiseren van de intentie van de NVAB om leefstijlinterventies vaker in te laten zetten door de bedrijfsarts, dient dit beleidsdoel dan ook goed gecommuniceerd te worden met bedrijfsartsen. Op basis van het thans nieuwe inzicht is het mogelijk dat er richtlijnen ontwikkeld worden voor diverse typen van interventies ter stimulering van bewegen, die haalbaar zijn voor toepassing in de werksetting.