Geneesmiddelen kunnen hun werking alleen op een goede manier uitoefenen als zij op de juiste plaats in het lichaam terechtkomen. Vervelende bijwerkingen kunnen optreden als deze stoffen op de verkeerde plek terechtkomen. Dit is natuurlijk een open deur. Toch is het in de praktijk niet zo eenvoudig om farmaca uitsluitend daar te krijgen waar ze nodig zijn. Ons lichaam heeft een groot aantal mogelijkheden om (schadelijke) stoffen buiten de deur te houden.
De bloed-hersenbarrière (bbb) is zo'n natuurlijke beveiliging waardoor allerlei stoffen niet zomaar vanuit het bloed naar de hersenen kunnen diffunderen en omgekeerd evenmin. Ehrlich (1885) was de eerste die liet zien dat sommige kleurstoffen vanuit de bloedbaan wel in andere weefsels maar niet in de hersenen konden doordringen. Zijn leerling Goldmann (1913) heeft laten zien dat kleurstoffen die werden toegediend in de hersenen alleen de hersenen kleurden en niet andere weefsels. Brightman en Reese (1969) hebben uiteindelijk met behulp van elektronenmicroscopie laten zien dat de barrière wordt gevormd door het capillaire endotheel in de hersenen.
Alle (bestaande of nog te ontwikkelen) farmaca voor ziekten in de hersenen, zoals depressie, schizofrenie, multiple sclerose, neurodegeneratieve aandoeningen zoals de ziekte van Parkinson en de ziekte van Alzheimer, moeten in de hersenen doordringen willen ze effect hebben. De bloed-hersenbarrière speelt echter een belangrijke limiterende rol bij het transport van geneesmiddelen vanuit het bloed naar de hersenen. Ook kunnen de ziekten in de hersenen een grote invloed hebben op het functioneren van de bbb.
Dit artikel beoogt enig inzicht te geven in de functie van de bloed-hersenbarrière. Daarnaast wordt een celkweeksysteem beschreven waarmee processen op het niveau van de bloed-hersenbarriere kunnen worden bestudeerd.