Er wordt vooral onderscheid gemaakt tussen kleincellig en niet-kleincellig carcinoom. Volgens de auteurs van het boek Praktische preventie heeft dit te maken met een verschil in behandeling en in prognose, mede omdat het kleincellig carcinoom sneller groeit dan de andere vormen en al vaker is gemetastaseerd op het moment dat het wordt vastgesteld. Klachten die kunnen passen bij een longcarcinoom zijn: dyspnoe door compressie van de luchtwegen en bloedvaten, pijn bij de ademhaling door doorgroei in borstwand of pleura, hemoptoë, hoesten of verandering in het hoestpatroon en het opgeven van sputum bij iemand die chronisch hoest. Slechts bij 3 tot 6 procent van de patiënten die vanwege deze symptomen de huisarts raadplegen, wordt uiteindelijk longcarcinoom gediagnosticeerd.