William S. Burroughs (1914-1997) was een langdurig verslaafde die in zijn schrijven en denken van de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw de sociale en mentale mechanismen van drugsverslaving en ontwenning ontwikkelde tot een metafoor van de moderne, westerse samenleving. In zijn ‘algebra van de behoefte’ draait het om een strijd tussen de krachten van verslaving en ontwenning, tussen controleverslaafde autoriteiten die alles inzetten om hun macht (of ‘witte junk’) te behouden - inclusief het heimelijk bevorderen van drugsverslaving - en vrijheidstrijders die alle ketenen van verslaving (aan drugs maar ook bijvoorbeeld aan macht en aan taal) willen breken. Het is een strijd tussen bewustzijnsbeperking en -verruiming, conditionering en deconditionering, schijn en werkelijkheid, goed en kwaad. Sommigen herkennen in Burroughs’ analyses de typisch paranoïde complottheorieën van een verslaafde, anderen zien er een opmerkelijk harde maar in essentie toch humanistische en optimistische analyse van de werkelijkheid in.