Bij de meeste patiënten wordt benauwdheid veroorzaakt door een respiratoir probleem of een cardiovasculaire aandoening. Maar benauwdheid kan ook een uiting zijn van een bijwerking van een geneesmiddel. Het causale verband tussen een ongewenst verschijnsel en het gebruik van een geneesmiddel berust op de trias: 1. de specificiteit van het klinisch-pathologisch beeld, 2. het beloop en de tijdsrelatie, en 3. het uitsluiten van andere oorzaken. Soms wordt benauwdheid veroorzaakt door een direct farmacologisch effect van een geneesmiddel, een type-A-bijwerking, waarbij de A staat voor ‘accentuated’, omdat dit type bijwerkingen een versterkte vorm is van de werking. Benauwdheid veroorzaakt door be`tablokkers is hier een voorbeeld van. Deze bijwerking is dosisafhankelijk en reversibel. Daarnaast kan er sprake zijn van patiëntgebonden bijwerkingen, type-B-bijwerkingen, waarbij de B staat voor ‘bizar’, dat het grillige en onvoorspelbare karakter weergeeft. Benauwdheid door een longbeschadiging bij geneesmiddelengebruik is veelal een type-B-bijwerking. Type-B-bijwerkingen hebben vaak een ernstig beloop.
In dit artikel worden enkele geneesmiddelen waarbij benauwdheid vaak als bijwerking is gemeld besproken: nitrofurantöıne, cholesterolsyntheseremmers, be`tablokkers, acetylsalicylzuur en NSAID’s, ACE-remmers en amiodaron. Het is belangrijk om bij de anamnese van een patiënt die klaagt over benauwdheid het geneesmiddelengebruik goed uit te vragen. Sommige geneesmiddelen die benauwdheid kunnen veroorzaken, zoals de NSAID’s, zijn ook zonder recept verkrijgbaar. Vermoedens van bijwerkingen kunnen bij het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb worden gemeld of bij het Belgisch Centrum voor Geneesmiddelenbewaking.