Op verzoek van de redactie van dit tijdschrift naar aanleiding van de hier gepubliceerde bijdrage van collega Marinkelle heb ik, na enig aarzelen, een bijdrage geschreven over mijn ervaringen en die van vele collega’s bij de behandeling van cliënten die deze ernstige vormen van (soms nog doorgaand) misbruik rapporteren. Waarom die aarzeling en terughoudendheid? Het onderwerp heeft in het verleden uitsluitend geleid tot heftige controverse en aandacht in de media en heeft niet bijgedragen tot een beter begrip van cliënten die dergelijke traumageschiedenissen rapporteren. Behandelaren - waaronder ikzelf - werden afgeschilderd als halvegaren die dit of hun cliënten wijsmaakten of stom en overbetrokken waren door alles wat cliënten vertelden voetstoots voor ‘waar’ aan te nemen. Sterker nog, in een ten geleide in dit tijdschrift (Van Daele & Lauteslager,
2010) leest men bijval voor de stelling (van de Canadese filosoof Ian Hacking) dat therapeuten eigenlijk alleen de angsten van cliënten serieus mogen nemen, wanneer er overtuigend juridisch bewijs is voor het seksueel of ritueel misbruik dat door een cliënt wordt gerapporteerd. Anders zou het gaan om schadelijke en schandelijke aanmoediging van angsten die niet op feiten berusten. …