Ongeveer 95% van alle patiënten met dementie heeft een van de 4 meest voorkomende vormen, namelijk de ziekte van Alzheimer, vasculaire dementie, lewylichaampjesdementie of parkinsondementie. Voor al deze 4 vormen bestaat een geregistreerde behandeling met cholinesteraseremmers of memantine. De NHG-Standaard Dementie adviseerde in 2003 deze behandeling niet routinematig aan te bieden bij alzheimerdementie. De CBO-richtlijn Diagnostiek en medicamenteuze behandeling van dementie, verschenen in 2005 en onderschreven door de NHG, bepleit daarentegen een proactieve houding bij de diagnostiek en adviseert routinematig aanbieden van medicamenteuze behandeling bij alzheimerdementie, mogelijk bij vasculaire dementie en bij lewylichaampjesdementie of parkinsondementie. Sinds 2008 is voor de medicamenteuze behandeling van dementie geen medisch-specialistische machtiging meer noodzakelijk en kan ook de huisarts deze behandeling starten, mits hij multidisciplinair ondersteund wordt door bijvoorbeeld een praktijkondersteuner.
Deze bijdrage draagt argumenten aan waarom de huisarts bij alzheimerdementie inderdaad zelf de medicamenteuze behandeling kan opstarten, en geeft praktische tips per medicatiesoort. Bij patiënten met vasculaire dementie is het zaak de secundaire preventie te optimaliseren en overleg te zoeken met een medisch specialist alvorens te starten met een antidementiemiddel. De behandeling van lewylichaampjesdementie of parkinsondementie moet vooral gericht zijn op de psychiatrische symptomen, die per patiënt zo sterk kunnen verschillen dat de huisarts zelden voldoende ervaring zal opbouwen.
Het zelfstandig opstarten van de medicamenteuze behandeling van dementie door de huisarts kan een belangrijke bijdrage leveren in de strijd tegen de onderbehandeling van dementie, welke nu in Nederland bestaat.