ALL is een andere ziekte dan AML, maar veel kenmerken van acute leukemie gelden voor beide ziekten. Voor deze terugkerende eigenschappen verwijzen we naar H.
6. Dit geldt vooral voor de daar besproken definitie, symptomen, etiologie en incidentie en deels ook voor de diagnose. In dit hoofdstuk wordt vooral aandacht besteed aan de factoren waarin ALL verschilt van AML. Essentieel is dat ALL is opgebouwd uit lymfoblasten, dat wil zeggen: onrijpe voorlopercellen van de lymfocyten, terwijl AML is opgebouwd uit myeloblasten, voorlopers van het myeloïde systeem, dat granulocytaire, monocytaire, erytroïde en megakaryocytaire cellen omvat. Meer nog dan de morfologische aspecten helpt immuunfenotypering om dit onderscheid te maken. Dan blijkt dat ALL in ongeveer driekwart van de gevallen bestaat uit voorlopers van B-lymfocyten, dat wil zeggen (precursor) B-ALL
, en in een kwart van T-lymfocyten, (precursor) T-ALL
. Vóór de introductie van de immuunfenotypering
was het vaak onduidelijk of blasten behoorden tot het lymfoïde of het myeloïde systeem en sprak men relatief vaak van
ongedifferentieerde leukemie (AUL)
(waarin U staat voor
undifferentiated). Tegenwoordig weet men dat de grote meerderheid van deze zogenaamd ongedifferentieerde leukemieën zijn opgebouwd uit voorlopers van B-cellen, zoals in onze casus. AUL is erg zeldzaam geworden.