Lange tijd is de dominante opvatting geweest dat ernstige psychische aandoeningen, zoals schizofrenie, gekenmerkt worden door achteruitgang en chroniciteit. Die overtuiging is inmiddels door de wetenschap achterhaald. Bekend zijn de longitudinale studies van onder anderen Bleuler, (2) Harding e.a. (3) en Ciompi (4). Daarin werden mensen met ernstige psychische klachten twintig tot dertig jaar gevolgd, ongeacht of ze zich nu in een kliniek of daarbuiten bevonden, onder behandeling waren of zonder psychiatrische hulp. Een dergelijke blikverbreding leverde het inzicht op dat mensen met ernstige psychische aandoeningen sterk uiteenlopende levens- en ziektegeschiedenissen hebben. Ongeveer een kwart van de onderzochte personen herstelt volledig, terwijl ongeveer 40 procent gedeeltelijk van de stoornis herstelt, waarbij sommigen nog veel en anderen nauwelijks last hebben van primaire stoornissen. (5,6)